Opinie in FD: Als doorsluisland blijft Nederland koploper

Door Wouter Leenders en Gabriel Zucman

Eerder gepubliceerd in het FD.


In de decennia na de Tweede Wereldoorlog was de ongelijkheid klein en daalde het belang van vermogen. Economisch gezien was het daarom logisch de uitbreiding van de verzorgingsstaat te financieren met belastingen op arbeid en consumptie. Inmiddels ziet de economie er radicaal anders uit. Sinds de jaren 70 nam de ongelijkheid toe, en daarnaast groeide het vermogen van driemaal het nationaal inkomen naar meer dan zesmaal. Momenteel staat tegenover een gemiddeld inkomen van bijna €40.000 een vermogen van meer dan €260.000.

Het belastingstelsel is echter nooit herijkt op basis van deze economische realiteit. Volgens het CPB is het zelfs regressief: de effectieve belastingdruk is het laagst voor de hoogste inkomens en daalt tot iets meer dan 20% voor de rijkste 0,01%. Dit komt door hoge belastingen op consumptie en lage belastingen op inkomen uit vermogen en bedrijfswinsten.

Sommigen menen dat progressieve belastingheffing onhaalbaar is. Bijgestaan door welwillende adviseurs weten vermogende particulieren en bedrijven immers makkelijk aan de greep van de fiscus te ontsnappen. In plaats daarvan, zo zegt men, moeten landen hun belastingbeleid juist gebruiken om met andere landen te concurreren om bedrijven en expats.

Beleid Joop Wijn

Ja, globalisering wordt nu nog gekenmerkt door belastingconcurrentie en belastingontwijking. Nederland speelde daarin een buitensporig grote rol. Via de CV/BV-constructie die oud-staatssecretaris Joop Wijn doelbewust introduceerde, richtten Amerikaanse multinationals vennootschappen op die fiscaal in het luchtledige zweefden. Door het ontbreken van een bronbelasting op royalty's werd winst onbelast overgeboekt naar een belastingparadijs naar keuze. Nederland werd zo de favoriete bestemming voor buitenlandse investeringen uit de Verenigde Staten. Toonaangevend onderzoek schat dat Nederland hierdoor in 2019 ruim $6 mrd aan vennootschapsbelasting toucheerde. Ten koste van andere landen, die bijna $34 mrd aan inkomsten misliepen.

Globalisering in de huidige vorm is geen natuurwet. Het is een beleidskeuze. Inmiddels komen de belangrijkste initiatieven voor verandering van de Oeso. In 2021 stemden meer dan 130 landen in met een minimumbelasting van 15% op de winsten van multinationals. Helaas vertoont dit akkoord ernstige tekortkomingen. Het minimumtarief ligt flink lager dan de vennootschapsbelastingtarieven in de meeste westerse landen. Zo wordt impliciet aanvaard dat multinationals niet naar draagkracht hoeven bij te dragen.

Ook kent het akkoord veel uitzonderingen. Dit stimuleert bedrijven om winsten te verschuiven van belastingparadijzen met enkel kunstmatige activiteiten (Bermuda) naar laagbelastende plaatsen met enige reële productie (Ierland). Hiermee wordt het probleem van landen zonder winstbelasting opgelost, maar verandert er weinig aan de belastingconcurrentie tussen alle andere landen.

Er is fiscaal veel veranderd sinds het staatssecretariaat van Joop Wijn. Onder Europese druk dichtte Nederland het CV/BV-gat. De regering steunt het streven van de Oeso om belastingontwijking aan banden te leggen. Desondanks groeide het totaal aan buitenlandse investeringen in Nederland van €4500 mrd in 2020 naar €4700 mrd in 2021. Alleen de VS, een economie die 25 zo groot is, Haalde Nederland op dit vlak in. Ook groeiden de door Amerikaanse multinationals in Nederland geboekte winsten. In het derde kwartaal van 2022 zetten deze bedrijven gezamenlijk een nieuw record neer van $24 mrd. (In Frankrijk en Duitsland boekten dezelfde multinationals in hetzelfde kwartaal respectievelijk slechts $1,1 mrd en $2,8 mrd winst.)

Dat ligt deels aan de nog altijd ongedichte mazen in de Nederlandse belastingwetten. Nederland heft sinds 2021 een bronbelasting op royalty's naar 'laagbelastende landen', maar de definitie van zo'n land sluit bij voorbaat EU-lidstaten als Ierland en Luxemburg uit en is gebaseerd op vaak misleidende statutaire in plaats van effectieve tarieven. De nauwe definitie van royalty's nodigt ondernemingen uit hun geldstromen anders te kwalificeren om belasting te ontlopen. Het zou doeltreffender zijn om alle geldstromen naar laagbelastende landen te belasten en daarbij de lijst van landen te baseren op effectieve belastingtarieven

Willekeur

Nog zo'n verkeerde prikkel is de zogenoemde innovatiebox. Bedrijfswinsten gekoppeld aan een specifieke uitvinding worden belast tegen een schrale 9%. Zoals het CPB steevast betoogt, stimuleert de innovatiebox weinig innovatie, maar beloont dit systeem in plaats daarvan reeds winstgevende octrooien. Bij het koppelen van winst aan uitvindingen bestaat een aanzienlijke willekeur. Dit zet bedrijven ertoe aan hun intellectuele eigendom en zoveel mogelijk winst naar Nederland te verschuiven, opnieuw ten koste van andere landen.

Belastingconcurrentie ondermijnt het vermogen van landen om op een rechtvaardige wijze op de uitdagingen van globalisering te reageren. Toch blijft Nederland belastingconcurrentie aanwakkeren. De regering wijzigde haar toon, maar nog altijd voert Nederland de ranglijst van doorsluislanden aan. Gelukkig kan zij hier vandaag al iets aan doen op basis van onze voorstellen, zonder te hoeven wachten op de instemming van 130 of meer andere landen. 

Gabriel Zucman is hoogleraar economie en Wouter Leenders is PhD-student in de economie. Beiden zijn verbonden aan de University of California, Berkeley.

Vorige
Vorige

Opinie in NRC: De Europese markt heeft industriepolitiek op Europees niveau nodig

Volgende
Volgende

Jasper J. van Dijk op Radio 1 over complexiteit toeslagenstelsel