Maak gemeentelijk armoedebeleid eerlijker en eenvoudiger

Jasper J. van Dijk, Yannick Feld en Julia van Rijn

Gemeenten raken steeds vaker in opspraak over hun armoedebeleid. Ze vinden het landelijke beleid niet toereikend, maar iedere gemeente vult dit anders aan. Daarbij is het onduidelijk wat gemeenten wel en niet mogen doen. Het gevolg is grote verschillen, complexe constructies en een Rijksoverheid die gemeenten weer moet terugfluiten. Vorige week waarschuwde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat de bezuinigingen die het kabinet wil doorvoeren op de gemeenten mensen met een achterstand rechtstreeks zullen raken. Een meer fundamentele herziening is noodzakelijk. Een voorstel.

Eerder gepubliceerd als blog bij ESB op 24 februari 2025


Problemen met het huidige beleid

De ideale inkomensondersteuning houdt rekening met verschillen tussen mensen, maar biedt voldoende houvast om willekeur te voorkomen. Mensen in vergelijkbare situaties worden gelijk behandeld, maar de overheid houdt ook rekening met de verschillen tussen mensen. Dit gaat nooit perfect samen. IJzeren regels die voor iedereen gelden, maken het onmogelijk om alle individuele omstandigheden mee te nemen, waardoor er mensen zijn die te veel of te weinig krijgen. Maatwerk kan deze ongelijkheid beperken, maar zal dan weer nooit overal op precies dezelfde manier worden toegepast. We zullen dus een balans moeten vinden.

Een stevige basis vanuit de Rijksoverheid met landelijke regelingen kan willekeur helpen voorkomen. Gemeenten zijn beter in staat om individueel maatwerk te leveren en in te spelen op lokale verschillen en kunnen dan aanvullen waar het landelijke beleid niet in voorziet.

Nu ligt er landelijk te veel nadruk op het voorkomen dat iemand meer krijgt dan echt nodig is. Dit maakt het stelsel complex en zorgt ervoor dat er mensen niet kunnen rondkomen, bijvoorbeeld omdat ze nét niet aan de eisen voldoen.

Gemeenten proberen deze gaten op te vullen maar mogen het algemene inkomen van inwoners niet verhogen, waardoor ze zich in allerlei bochten wringen om mensen met een laag inkomen te helpen. Dit maakt het armoedebeleid erg complex. In ons onderzoek naar gemeentelijke inkomensondersteuning vonden we maar liefst 90 verschillende regelingen in 21 gemeenten, waarbij iedere gemeente het net even anders doet. Dit veroorzaakt grote verschillen. Zo kan eenzelfde gezin in de bijstand in Rotterdam 3.205 euro per jaar aan extra hulp ontvangen, terwijl dit in Alphen aan den Rijn slechts 780 euro is. Ook variëren inkomensgrenzen sterk tussen gemeenten.

Daarnaast gebruiken veel mensen die recht hebben op gemeentelijke ondersteuning deze niet. Redenen zijn schaamte, onduidelijkheid of de administratieve last. Zo maakt slechts de helft van de rechthebbenden gebruik van de individuele inkomenstoeslag. Dit hoge niet-gebruik is typerend voor lokale regelingen. Ter vergelijking: landelijke regelingen, zoals huur- en zorgtoeslagen, worden door 90 procent van de rechthebbenden gebruikt. Door gemeentelijke regelingen om te zetten naar geld, samen te voegen, te harmoniseren of landelijk uit te voeren kunnen de schaamte, onduidelijkheid en administratieve last worden verminderd en daarmee kan het gebruik worden verhoogd.

Verminder, harmoniseer en bundel regelingen

In ons onderzoek naar inkomensafhankelijke regelingen in 21 gemeenten, vonden we vijf regelingen die het beste bij gemeenten passen. Dat zijn de individuele bijzondere bijstand, de witgoedregeling, de woonkostentoeslag, de kwijtschelding van de lokale belastingen en de vergoeding voor vervoerskosten. De individuele bijzondere bijstand is nadrukkelijk gericht op individueel maatwerk, net als de witgoedregeling en de woonkostentoeslag, die voor twee specifieke situaties de bijzondere bijstand verder invullen. Voor de kwijtschelding van lokale belastingen en de vergoeding voor vervoerskosten geldt dat lokale verschillen een grote rol spelen.

Zes regelingen kunnen beter landelijk worden uitgevoerd. Het betreft de individuele inkomenstoeslag, de collectieve zorgverzekering, de meerkostenregeling, de studietoeslag, de laptopregeling en de kinderopvangregeling. Voor al deze regelingen geldt dat de Rijksoverheid voldoende gegevens heeft om ze uit te voeren. Er is geen individueel maatwerk nodig vanuit de gemeente. Daarnaast is een voordeel van landelijke regelingen dat ze toegankelijker zijn, het niet-gebruik waarschijnlijk afneemt en de moeilijk uitlegbare lokale verschillen verdwijnen.

Tot slot vonden we 21 regelingen voor kinderen en volwassenparticipatie die kunnen worden samengevoegd tot één minimatoelage. Dit zijn veel verschillende, specifieke regelingen, met wisselende voorwaarden. Denk aan een gratis speeltuinabonnement, een kledingpakket voor kinderen, een goedkoop zomerzwemabonnement voor volwassenen en gratis lidmaatschap van de openbare bibliotheek, maar ook aan tegoeden die mensen mogen besteden bij geselecteerde winkels. Deze versnippering leidt tot grote verschillen tussen gemeenten, maakt de ondersteuning ondoorzichtig en werkt niet-gebruik in de hand.

Het is hier eenvoudiger, overzichtelijker en doelmatiger om mensen rond het sociaal minimum simpelweg geld te geven om hun inkomen aan te vullen. Het is hiervoor behulpzaam als het Rijk het gemeenten makkelijker maakt om vrij besteedbaar geld te geven aan huishoudens die dat nodig hebben. Daarbij zijn afspraken over de belastingen cruciaal, om te voorkomen dat deze regelingen invloed hebben op bijvoorbeeld de landelijke toeslagen.

Schets duidelijke kaders

De landelijke overheid kan gemeenten ook helpen door expliciet te maken welke inkomensafhankelijke regelingen gemeenten moeten en mogen aanbieden, en tegen welke voorwaarden. Dit zorgt voor duidelijkheid bij zowel gemeenten als haar inwoners. Mensen worden dan niet meer geconfronteerd met niet uit te leggen verschillen. Een vaste set aan regelingen biedt bovendien kansen om niet-gebruik tegen te gaan, bijvoorbeeld via landelijke campagnes. Op dit moment zoeken sommige gemeenten de randen op van wat geoorloofd is. Zo besloot de gemeente Utrecht de vermogensgrens voor de kwijtschelding van lokale lasten op te hogen, om te worden teruggefloten door het Rijk. En in januari is Utrecht samen met stichting Collectief Kapitaal een crowdfundingsactie gestart voor inwoners in de bijstand, wederom om landelijke beperkingen te omzeilen.

Tot slot is een landelijk kennis- en datacentrum voor gemeente wenselijk. De landelijke overheid heeft namelijk onvoldoende zicht op wat gemeenten aan inkomensondersteuning doen en hoe het samenspel is met landelijke regelingen. En gemeenten hebben geen database of benchmark waarop ze hun beleid kunnen baseren. Dat ondermijnt de efficiëntie en effectiviteit van het armoedebeleid.

Conclusie

Het huidige armoedebeleid leidt tot rechtsongelijkheid, complexiteit en inefficiëntie. Vermindering, harmonisering en bundeling van regelingen is noodzakelijk. Landelijk beleid moet de basis vormen, terwijl gemeenten ruimte behouden voor maatwerk. Brede, eenvoudige regelingen en meer vrij besteedbaar geld zorgen voor lagere administratieve lasten en een sterker vangnet voor kwetsbare groepen.

Vorige
Vorige

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Participatie en Integratie nemen IPE rapport in ontvangst

Volgende
Volgende

Jasper J. van Dijk, Yannick Feld en Julia van Rijn stellen een nieuw gemeentelijk armoedebeleid voor in ESB