Kritiek op Italiaans begrotingsbeleid is achterhaald en ongegrond
Door Jasper H. van Dijk
Nederlandse Tweede Kamerleden stoppen Italië graag in het verdomhoekje. Zo moet het land meer hervormingen doorvoeren. Hun argumenten zijn echter gebaseerd op hardnekkige misverstanden. Deze onwaarheden staan oplossingen om Italië en de eurozone vooruit te helpen in de weg.
In het kort
Italië heeft grote hervormingen doorgevoerd.
Italië heeft niet een schuldenprobleem maar een groeiprobleem.
Nederlandse politici moeten nadenken over oplossingen voor het groeiprobleem in Italië en in andere zuidelijke lidstaten.
1. Italië hervormt wel degelijk
Premier Rutte was afgelopen augustus in een debat in de Tweede Kamer zoals wel vaker negatief over Italië. Het land zou achterlopen met hervormingen op het gebied van pensioenen, woningmarkt en de arbeidsmarkt. Het beeld dat Italië amper hervormt leeft breed in het Nederlands parlement. Voorstellen voor gemeenschappelijke financiering, waarbij Nederlands geld naar het Zuiden stroomt, stranden om die reden vaak in de Tweede Kamer.
Het beeld van Rutte en de Kamer klopt niet. Op het gebied van pensioenen heeft Italië grote stappen gemaakt. De pensioenleeftijd is verhoogd: de leeftijd ligt inmiddels hoger dan in Nederland. De arbeidsmarkt heeft Italië in 2015 grondig onder handen genomen. Het is nu makkelijker mensen aan te nemen en te ontslaan. Italië kent gekeken naar de EPL index van de OESO, een indicator voor de hoeveelheid werknemersbescherming, een flexibele arbeidsmarkt.
Waar het gaat om de woningmarkt, het laatste kritiekpunt van Rutte, zijn er in Nederland grotere problemen dan in Italië. De hervormingsadviezen van het IMF en de Europese Commissie aan Nederland staan vol zorgen over bubbelvorming en de inflexibiliteit van de woningmarkt. De instituties adviseren Nederland om de hypotheekrenteaftrek af te schaffen, de leeneisen voor een hypotheek strenger te maken en de vrije huurmarkt te vergroten. Adviezen die Nederland al jaren krijgt, maar amper worden opgevolgd. Dat steekt schril af bij de adviezen die de EC en IMF hebben voor Italië. De EC heeft voor Italië geen enkel voorstel tot hervorming van de woningmarkt. Het IMF adviseert Italië alleen haar kadaster te verbeteren om het innen van belastingen te verbeteren.
Nu is het niet dat Italië een beter functionerende arbeidsmarkt en pensioenstelsel heeft dan Nederland. Italië loopt op veel gebieden achter. Maar dat dit komt niet, wat in Nederland vaak wordt gedacht, door een gebrek aan politieke wil om te hervormen. Geen enkel land heeft zoveel hervormd pre-eurocrisis als Italië.
2. Italië is zuinig, maar heeft hoge rentelasten en lage economische groei
Ook is het land zuiniger dan andere lidstaten. Het primair saldo, het begrotingssaldo zonder rente-uitgaven, is over het algemeen hoger dan in Nederland en Frankrijk. Dit was vooral het geval tijdens de eurocrisis; toen deed Italië gigantische ombuigingen om het begrotingstekort niet te veel te laten oplopen. In 2015 beoordeelde de OESO deze bezuinigingsinspanningen als aanzienlijk sterker dan die van Duitsland of Frankrijk.
Toch kampt Italië met hoge schulden. Na Griekenland heeft het de hoogste schuld van de Europese Unie met momenteel een schuld van 150% van bbp. Bij de invoering van de euro was de schuld nog 109%. Dat de schulden toch toenemen in Italië heeft twee oorzaken: a) Italië kampt met hoge rentelasten uit het verleden en b) heeft een structureel gebrek aan economische groei.
De hoge rentelasten zijn een erfenis uit de jaren ’80 toen de Italiaanse centrale bank de rente verhoogde om kapitaal aan te trekken, wat de staatsschuld deed verdubbelen tegen hoge rentes. Italië moet nu een hoog primair overschot draaien om deze rentebetalingen te compenseren.
Het tweede probleem, het gebrek aan groei in Italië, maakt de problemen erger. Schuld wordt uitgedrukt in termen van de grootte van de economie en neemt daardoor vanzelf af als een economie groeit. Als een land lage economische groei heeft, betekent dit dat het extra veel moet bezuinigen om de schuld omlaag te krijgen.
Het gevolg van de lage groei is goed zichtbaar als we Italië vergelijken met België. België had bij toetreding van de euro een hogere staatsschuld dan Italië, maar heeft door economische groei de schuld beheersbaar kunnen houden. Wanneer Italië dezelfde groei had doorgemaakt als België was de staatsschuld van Italië in 2007 niet 106% van bbp geweest maar 90% (Baccaro en D’Antoni, 2020).
Een belangrijke oorzaak voor de lage groei zijn volgens Storm (2019) de harde bezuinigingen die het land doorvoerde tussen 2012 en 2015. Schattingen zijn dat het Italiaanse bbp in die jaren 5% hierdoor extra afnam (Fazi, 2018). De bezuinigingen waren onder de streep waarschijnlijk contraproductief: de schuld nam eerder toe in plaats van af (Fatas en Summer 2018). Andere redenen voor de lage groei zijn de te “dure” euro voor het land wat de export schaadt en het gebrek in het verleden aan productiviteitsverhogende investeringen.
3. Italië moet weer economisch groeien
Economische groei laat de Italiaanse schuld afnemen. Dat komt ook de levensomstandigheden van de Italianen ten goede. Dat is hoognodig: de jeugdwerkloosheid is bijvoorbeeld bijna 30% en 1 op de 10 Italianen leeft in armoede.
Economische groei in Italië is ook in het belang van Nederland. Een verzwakt Italië betekent een minder grote afzetmarkt voor Nederland. De kans op een eurocrisis wordt daarnaast met een zwak Italië aanzienlijk groter.
Er staat bovendien meer op het spel. Een kwakkelend Italië brengt het euro-project zelf in gevaar. Als de doorsnee Italiaan na de zoveelste hervorming geen verbetering ziet van zijn of haar levensomstandigheden terwijl Noordelijke lidstaten meer hervormingen van het land blijven eisen, zal hij of zij zich afvragen of een toekomst buiten de euro niet beter is. Deze afkeer lijkt zich al af te tekenen. Na de eurocrisis en de grote economische klap voor Italië, nam de afkeer van de euro sterk toe. En de recente verkiezingsuitslagen laten zien dat eurosceptische partijen steeds een stapje groter worden.
Het eurosceptisme onder Italianen is niet ongegrond. Onderzoeken die proberen uit te zoeken hoeveel landen baat hebben bij de euro komen laten zien dat de uitkomsten voor Italië negatief zijn. De CEP (2019), een Duitse denktank, berekende dat de Italiaan tussen 1997 en 2017 73.000 euro armer is geworden door de invoering van de euro. De Nederlander: 21.000 euro rijker. Over de berekening, gegrond op zeer grove aannames, kan getwist worden. Als gekeken wordt naar de economische groei is ook duidelijk dat Italië weinig profiteert van de gemeenschappelijke munt: alleen Griekenland heeft minder economische groei gekend sinds de invoering van de euro.
Hoe kan Italië dan weer groeien? Voorop staat dat hoewel Italië intensief hervormt er nog belangrijke onopgeloste problemen zijn: de bureaucratie is zeer hoog en de corruptie hardnekkig. Ter indicatie: nergens in Europa duurt een rechtszaak zo langs als in Italië.
4. De rol van Nederland
Nederland en de andere lidstaten hebben echter ook een rol. Om te beginnen door te stoppen Italianen telkens te wijzen op de eigen schuld van de financiële problemen waarmee ze kampen. Internationale flaters, zoals die van minister van Financiën Hoekstra aan het begin van de coronacrisis, kunnen dan voorkomen worden. Hoekstra probeerde aan het begin van de coronacrisis in 2020 de oprichting van een Europees fonds te blokkeren, waarbij een relatief groot deel van het geld naar Italië zou gaan. Italië, dat zwaar leed onder de coronacrisis, moest het financieringsprobleem volgens Hoekstra zelf oplossen.
Het argument van Hoekstra was dat Italië hogere buffers had moeten opbouwen voor de coronacrisis. Zoals we zagen probeerde Italië dit, maar was dit door het gebrek aan groei een bijna onmogelijke taak. Hoekstra’s woorden vielen, niet verrassend, in slechte aarde in Italië. Maar ook daarbuiten was er veel afkeer. In de rest van de Europese discussie stond Nederland daardoor aan de zijlijn. Het fonds dat Hoekstra niet wilde kwam er op stevig aandringen van Frankrijk en Duitsland uiteindelijk toch.
Verder moeten Nederlandse politici nadenken over oplossingen voor het groeiprobleem zelf in Italië. Een oplossingsrichting ligt bij de Europese begrotingsregels, die normeert hoeveel schuld en tekort lidstaten mogen hebben, en die komend jaar hervormd gaat worden. De huidige regels vragen vooral om bezuinigingen als het economisch slecht gaat. Dit vermindert de economische groei waardoor de bezuinigingsoperatie contraproductief kan worden: de schulden worden hoger in plaats van lager (Fatas en Summer, 2018). Een ander probleem is dat de huidige regels onrealistisch zijn. Als Italië zich aan de schuldregel houdt moet het 4% van haar bbp ombuigen, net zoveel als het land nu in totaal uitgeeft aan onderwijs; politiek niet te verkopen in het land.
Wij deden vorige maand een voorstel tot hervorming van de regels die om ze realistischer, effectiever en simpeler te maken.
Verder moet er nagedacht worden hoe groei-investeringen aangejaagd kunnen worden. Deze investeringen leiden tot hogere groei en kunnen zo zichzelf “terugverdienen”. Een oplossing is om dit soort investeringen buiten de Europese begrotingsregels te laten vallen, de zogenaamde Golden Rule.
Een andere oplossing is om deze investeringen te financieren vanuit een Europees fonds. Landen die groei-investeringen hard kunnen gebruiken, zoals Italië, kunnen hier dan aanspraak op maken. Het Europese fonds dat Hoekstra blokkeerde deed dit tijdens de coronacrisis en loopt binnenkort af. Minister van Financiën Sigrid Kaag is te spreken over deze herstel- en veerkrachtfaciliteit. Een groot pluspunt is dat lidstaten alleen aanspraak maken op geld als daar hervormingen tegenover staan.
Er circuleren dus de nodige ideeën om Italië te helpen. Laten we onze kostbare tijd richten op het gezamenlijk uitwerken van deze oplossingen, in plaats van Italië op grond van onjuiste aannames te betichten van gebrekkige hervormingen. Bij voorkeur zijn die oplossingen ingegeven door onze onderlinge Europese solidariteit: een manier om Italië van haar grote armoede en jeugdwerkloosheid af te helpen. En mocht dat niet voldoende zijn, dan hebben we altijd nog ons eigen belang. Nederland profiteert ook van een economisch sterk Italië.